Dit weekend kreeg ik een heel Hollands cadeautje: het prachtige uitzicht vanuit het vliegtuig over het westen van het land. Strijklicht op de late middag, glinsterende sloten, kronkelende waterwegen die in de einder vervaagden – kortom, alleen de violen ontbraken. Van bovenaf zie je het beste hoezeer dit landschap door het water is geschapen. Eén blik van bovenaf en je weet: wij worden door het water gedoogd.
En ineens was daar de zandmotor, voor de Delflandse kust ten noorden van Den Haag.
De zandmotor is een nieuwe manier van beschermen van de kust. Het idee is: we gooien een grote voorraad zand neer en laten de zee die langs de kust verdelen volgens de wetmatigheden van de natuur. Het is een experiment van de veilige soort: o het echt werkt, weten we nog niet, maar het kan in ieder geval geen kwaad (behalve dan dat het 58 miljoen euro heeft gekost). Een voorbeeld dus van een minder technocratische benadering van de veiligheid (al hebben we er uiteraard óók voor gezorgd dat de duinen op sterkte zijn).
Voor het boek ‘Sweet&Salt’ heb ik eroverheen gereden in een jeep met vierwielaandrijving met mensen van Rijkswaterstaat. Ze zien de vorm van de zandhoop nu al veranderen, zeggen ze, er komen duintjes bij, en de vorm van het binnenmeertje verandert.
Turend uit het vliegtuigraam kreeg ik voor het eerst een gevoel voor de maat van die grote zanderige uitstulping voor de kust. 20 miljoen kuub is écht een enorme hoop zand. Er viel me ook iets heel anders op. Verrek, dacht ik, Nederland heeft zijn eigen palmeiland, net als Dubai! Ook door Nederlanders aangelegd trouwens. Met dat verschil, dat het palmeiland voor eeuwig stevig moet blijven liggen, aangezien het voro dure villa’s is aangelegd. De zandmotor daarentegen mag als een suikerklontje smelten in zee.
Tracy Metz
[widgetkit id=”16″ name=”Zandstorm”]