Het Stedelijk is na een acht jaar durende tranendal van financiële en bouwkundige ellende weer open. Op de feestelijke opening gisteravond – de laatste van vele – was de opluchting overal hoorbaar. ‘Wat fijn dat het er weer is!’ was de meest gehoorde opmerking. De opluchting overheerste zelfs zo, dat de criant lelijke badkuip van kogelvrij polyester die Benthem Crouwel aan de achtergevel hebben gehangen, onbenoemd bleef, net als de magere, vreugdeloze huisstijl van Mevis en Van Deursen. Lees hier mijn interview met hen voor NRC.
Deze week verscheen ook het boek De Stijl van het Stedelijk door designhistorica Frederike Huygen, met een film van grafisch ontwerper en filmer Lex Reitsma. Interessant om te lezen hoe het bedrijfsleven zich wat huisstijlen betreft aan de culturele sector heeft gespiegeld.
Het museum heeft vanaf zijn eerste directeur Willem Sandberg, zelf grafisch ontwerper en uitvinder van het genre ‘huisstijl’ voor een museum, een bijzondere band gehad met deze discipline. Huygen onderzoekt al die samenwerkingen tussen de opeenvolgende directeuren en ‘hun’ ontwerpers, zoals Benno Wissing, Wim Crouwel, Anthon Beeke, Walter Nikkels en, in het tijdelijke onderkomen in PostCS, Experimental Jetset.
Mevis en Van Deursen hadden onder directeur Gijs van Tuyl samen met LUST en Irma Boom meegedaan aan de competitie die werd gewonnen door de Fransman Pierre di Sciullo. Hij werd op weinig elegante wijze aan de kant gezet door de nieuwe directeur Anne Goldstein, maar als je zijn ontwerpen ziet in het boek van Huygen kun je daar niet rouwig om zijn. Dat van Mevis en Van Deursen is een soort l’art pour l’art van de grafische wereld, meet een rationeel systematiek dan een gevoel.
Hoe lastig de opgave is, verwoordt Huygen goed in haar conclusies: ‘Een meer commercieel en professioneel denken over communicatie binnen musea leidt tot stringente oplossingen: één logo en één slogan. Maar mede door websites en internet lijkt veranderlijkheid de nieuwe leus waarmee het fenomeen huisstijl een nieuwe, beweeglijke fase ingaat.’