Dolf Toussaint, fotograaf van stad en politiek
Het Stadsarchief in Amsterdam heeft een tentoonstelling samengesteld uit het oeuvre van fotograaf Dolf Toussaint. Hij woonde zijn hele leven in de Jordaan, maar was ook een vertrouwde verschijning in de gangen van het Binnenhof. De tentoonstelling raakt mij persoonlijk, om twee redenen. Omdat ik moest denken aan mijn (enige) ontmoeting met hem, én omdat ik verrassend veel raakvlakken ontdekte tussen zijn werk en mijn eigen leven in Nederland.
De tentoonstelling – t/m 4 nov. te zien – is liefdevol en zorgvuldig naar thema ingericht – ook al weet je dat er voor elke foto honderd andere konden hangen, de man heeft een lange carrière gehad en was waanzinnig productief.
Eerst die ontmoeting. Ik werkte nog niet zo lang bij Het Parool, als beginnend journalist, toen iemand op de redactie bedacht dat ik met ‘frisse blik’ een interview met Toussaint kon maken over zijn politieke werk. Maar al heel snel bleek dat ik, ondanks een gezonde dosis nieuwsgierigheid en ambitie, dat écht niet kon. Zijn foto’s van politici moesten het hebben van de ongrijpbare spanning tussen hen: de blikken, de gebaren, de lichaamstaal. De beroemde foto van Wiegel, Van Agt en een sjekkie draaiende Den Uyl vlak voor een tv-opname spreekt boekdelen – maar dat boek kende ik nog niet. Daarvoor moest je toch echt de politiek beter kennen. Tussen de boeken en fotodozen bij hem op de bovenste verdieping aan de Leliegracht bood meneer Toussaint mij beleefd een kopje thee aan, en ik droop weer af.
Maar zijn foto’s van de stad vertellen het verhaal dat ik zelf ook in Amsterdam heb meegemaakt. Toussaint had een scherp oog voor het veelzeggende moment of detail. Hij portretteerde zijn buren in de Jordaan, en zag in de jaren zestig en zeventig behalve de saamhorigheid ook de armoede van de mensen en de stad zelf. Dit was de bouwvallige Amsterdam waar ik me als toerist over verbaasde. Zulke prachtige panden aan de grachten, maar niemand wilde ze hebben!
De metro sloeg grote gaten in de Nieuwmarkt en de krakers drukten vanaf de rellen en de kroning in 1980 hun eigen stempel op de stad. Een van de foto’s op de tentoonstelling is gemaakt op 3 maart 1980, de dag dat de overheid tanks tegen de krakers van een pand in de Vondelstraat inzette – en mijn eerste, onvergetelijke dag bij Het Parool. Als jonge verslaggever was ik erbij, bang voor het traangas en de politiepaarden maar ook opgewonden. Wooo-ning-nó-ood! Toen was er woningnood omdat de stad er gehavend bij stond, nu omdat ie zo opgepoetst is en uitgepond wordt.
In 1971 schreef Toussaint een brandbrief aan het Amsterdamse Fonds voor de Kunst, dat het hoog tijd was om van overheidswege het snel veranderende stadsleven in foto’s vast te leggen – vandaar de titel van deze tentoonstelling, ‘Amsterdam voor het voorbij is’. Dat klinkt nu misschien nostalgisch, maar voor hem was het uiterst actueel en een kwestie van pure journalistieke noodzaak. Het AFK heeft zijn suggestie gevolgd. En ook hierin volgde ik in zijn voetsporen: in de jaren negentig heb ik bij NRC Handelsblad samen met het Rijksmuseum ‘Document Nederland’ gestart, een vervolg op de jaarlijkse opdracht die het museum lange tijd had verleend maar dat net was stopgezet. De samenwerking tussen krant en museum heeft vijftien jaar geduurd.
De straatfotografie van Dolf Toussaint heeft veel gemeen met die van Ed van der Elsken; in zijn Jordaan weerklinken de films van Johan van der Keuken. In zijn beelden van de ‘Nieuwe stad’ die na de oorlog aan de stadsranden opschoot, schemeren die van Cas Oorthuys doorheen.
Wat die generatie met elkaar gemeen heeft is de betrokkenheid bij de stad en zijn inwoners, gecombineerd met een grote openheid voor tekens van verandering. Toussaint heeft het oppoetsen van Amsterdam ongetwijfeld opgemerkt, hij zat er middenin tot zijn overlijden vorig jaar, maar het komt in deze tentoonstelling niet terug. Was het verhaal van de stad voor hem inmiddels voorbij?